“Omstreeks 1968 besloot men de bevrijding altijd op 5 mei te vieren.”
In 1945 werd De Nationale Viering van de Bevrijding op 30 augustus, de verjaardag van Koningin Wilhelmina, gevierd. De regering besloot echter in 1946 de viering naar 5 mei te verplaatsen omdat op die dag de capitulatie van de Duitsers was aangekondigd. In de opvolgende jaren werd er vaak geschoven met de datum wanneer 5 mei op een zondag viel. Hieraan kwam een einde toen de regering in 1968 besloot de Bevrijding altijd op 5 mei te vieren.
Tijdens de wederopbouwperiode in de naoorlogse jaren ging de voorkeur uit naar een vrije dag op Koninginnedag en nam het animo voor het vieren van de Bevrijding af. De organisatie van 5 mei was lange tijd in handen van wisselende comités die er helaas niet in slaagden een nationale traditie, zoals de Dodenherdenking, op te bouwen. Dit verbeterde in 1955 met de militaire herdenking van de capitulatie in Wageningen. In 1958 werd besloten 5 mei voortaan eens in de vijf jaar nationaal te vieren.
Toen in 1975 de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers van kracht ging, raakten meer oud-verzetsmensen en mensen uit Joodse en Indische kringen bij 5 mei betrokken.
Mede dankzij de aanwezigheid van de koningin groeide de belangstelling vanaf 1980 zodanig dat 5 mei in 1982 tot algemeen erkende feestdag werd uitgeroepen. Het Nationaal Comité Viering Bevrijding probeerde van 1980 tot 1988 een jonger publiek te bereiken, maar kon hier helaas niet voldoende in slagen. Omdat hiernaast ook de samenwerking met het Comité Nationale Herdenking moeizaam verliep, besloot de regering in 1987 tot de oprichting van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.